F Klas 6 | Schrijven van teksten: |
Referentieniveau in relatie tot de doelen uit Taalinlijn
schrijven van teksten |
|
1. oriënteren op schrijven |
|
kan rekening houden bij het schrijven met een |
Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige lineaire opbouw over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Gebruikt veel voorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct. De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot. Kan alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet aangeven. Maakt soms nog onduidelijke verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst. Kan in teksten met een eenvoudig lineaire structuur trouw blijven aan het doel van het schrijfproduct. Past het woordgebruik en toon aan het publiek aan. |
2. schrijven van expressieve teksten |
|
kan een onderhoudende tekst schrijven
|
Kan verslagen en werkstukken schrijven met behulp van een stramien en daarbij informatie uit verscheidende bronnen samenvoegen. Kan onderhoudende teksten schrijven en overtuigen met argumenten. Kan een collage, een krant of een muurkrant maken. Kan een column schrijven. Kan een advertentie opstellen om bijvoorbeeld spullen te verkopen. Varieert het woordgebruik, fouten met idiomatische uitdrukkingen komen nog voor. |
werkt in hoge mate zelfstandig bij schrijven |
|
3. schrijven van informatieve teksten |
|
kan een recensie schrijven
|
Kan notities, berichten en instructies schrijven waarin eenvoudige informatie van onmiddellijke relevantie voor vrienden, docenten en anderen wordt overgebracht. Legt relaties tussen tekstuele informatie en meer algemene kennis. |
kan een samenvatting maken van een gelezen tekst
|
Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten. Kan notities, berichten en instructies schrijven waarin eenvoudige informatie van onmiddellijke relevantie voor vrienden, docenten en anderen wordt overgebracht. Kan aantekeningen maken tijdens een uitleg of les. Kan verslagen en werkstukken schrijven met behulp van een stramien en daarbij informatie uit verscheidende bronnen samenvoegen. Gebruikt veel voorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct. De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot. Kan alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet aangeven. Maakt soms nog onduidelijke verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst. |
kan een correcte proefbeschrijving maken bij natuurkunde
|
Kan notities, berichten en instructies schrijven waarin eenvoudige informatie van onmiddellijke relevantie voor vrienden, docenten en anderen wordt overgebracht. Kan aantekeningen maken tijdens een uitleg of les. Kan verslagen en werkstukken schrijven met behulp van een stramien en daarbij informatie uit verscheidende bronnen samenvoegen. |
4. bespreken en herschrijven van teksten |
|
kan een tekstbespreking leiden |
|
5. verzorgen en vormgeven van teksten |
|
kan werken met tekstverwerkingsprogramma's
|
Gebruikt titel en tekstkopjes, Heeft bij langere teksten (meer dan twee A4) ondersteuning nodig bij aanbrengen van de lay-out. Kent en gebruikt termen: Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel, hoofdstuk, regel, lettertype, alinea, kopje. |
Download het hele word doc voor klas 6